Negen weken geleden kwamen Martin en ik aan op deze plek op de heuvel, met in onze bagage snoeimessen en zaden. Door het barre, koude weer hebben niet alle zaden kans gezien om in deze vruchtbare maar stenige grond te ontkiemen. Maar de tomatenplantjes komen nu toch boven de grond, de eerste rucola hebben we al gegeten en in het tuintje dat Martin eigenhandig op het onkruid heeft veroverd, begint de sla zich tot krop te ontwikkelen en staan de zonnebloemen parmantig langs de rand, klaar om straks voor schaduw en kleur te zorgen.

Dagelijks wordt er hier over het weer gepraat ( en dat is niet gebruikelijk in dit stabiel zonnige land) want overal is grote verbazing over de kou en de regen van de afgelopen weken. Het betekent dat de cisternen op de heuvel voorlopig voldoende gevuld zijn, maar ook dat het gras ongelooflijk hoog staat. Er zijn veel handen nodig om te zorgen dat de jonge druivenranken, olijfboompjes en fruitbomen niet verstikt worden door het gras. Bovendien is hoog gras heel brandgevaarlijk en een verstopplaats voor slangen en schorpioenen.

Ik vlieg vandaag terug, Martin blijft nog 3 weken.

Het was een enerverende tijd met hoogte- en dieptepunten.

De grote tegenstellingen tussen de paradijselijke heuvel, de lentebloemen, de visionaire en actieve familie Nassar en de heerlijke stilte aan de ene kant en de gespannen, onzekere situatie, het dreigende isolement en de machteloosheid aan de andere kant vertaalden zich voor mij in een voortdurend zoeken naar mijn plek hier.

Er valt nog veel door te denken op deze ervaring.

Afgelopen weekend maakten we in Bethlehem orthodox Pasen mee met een heuse optocht met doedelzakken. Mensen van over de hele wereld volgden de processie en staken hun kaarsjes aan aan het vuur van de paaskaars  dat vanuit Jeruzalem naar het Kribbeplein werd gebracht.

De foto’s van Martin volgen later.