Deze week werk ik een paar dagen in het gebied waar de familie vier jaar geleden voor het eerst bomen heeft geplant. Het is een hele klus om zonder vallen het gebied te bereiken want de afdaling is stenig en steil en mijn teenschoentjes hebben weinig profiel. Over een deel van het gebied is in december door het leger een demolition order uitgevaardigd, hetgeen betekent dat ik werk doe dat helemaal niet mag van de bezetter. Ik voel me een vrolijke illegale arbeider en zwaai naar de helikopters die overvliegen. Ik was hier de vorige jaren ook en ben verheugd dat de jonge boompjes behoorlijk uit de kluiten gewassen zijn. Ongeveer tien procent heeft de droogte of het geknabbel en geschuur van de reeën niet overleefd. Wie weet kan komend jaar het eerste fruit worden geoogst en kunnen er ook hier olijven worden geplukt.

Als ik vanaf de helling omhoogklim omdat het weldra donker wordt, zie ik opeens een bordje aan een paal gebonden. Aan de manier waarop het is vast gemaakt begrijp ik dat het een demolition order moet zijn, maar het bordje is kaal. Een paar meter verder ligt het beruchte papier tussen de struiken. De regen is tussen het plastic door gesijpeld. Ik bel Daoud en op zijn advies neem ik het mee naar boven. Het bevel tot vernietiging betreft het gebied waarop ik aan het werk was en waarvoor al eerder op een andere plek een formulier was opgehangen. De familie heeft hiertegen  al een bezwaarschrift ingediend en moet voor de zekerheid toch weer in overleg met de advocaat.