Het is een hele ervaring: een ochtend mee met Jihan, de vrouw van Daoud Nassar, naar haar vrouwencentrum in Nahalin. Samen met Gerdien, een Nederlandse mede-vrijwilligster, daal ik de heuvel af naar het dorp waar de Tent of Nations vlakbij ligt.

Acht gesluierde vrouwen tussen 17 en 25 jaar zitten om een tafel, er wordt gezellig gepraat en ze  maken armbandjes van elastisch draad met gekleurde sponzen kraaltjes en vernikkelde versierseltjes ertussen.

We worden uitgenodigd mee te doen, maar mijn vingers zijn van het wied – en waswerk op de Tent of Nations zo ruw en gezwollen dat ik geen kraal door een oogje krijg. Geen nood: drie paar handen helpen me om een armbandje voor mijn kleindochters te maken. Ondertussen worden er allerlei vragen afgevuurd in t Arabisch en Jihan last een rondje kennismaking in. De vrouwen zijn vooral benieuwd naar onze naam, leeftijd, familie en hobby’s. Als ook zij zich voorstellen, blijkt dat dit de vragen zijn die ze op Engelse les behandelen, en zeker 4 van de 8 kunnen in het Engels zichzelf voorstellen. Ze wonen allemaal nog thuis, dat wil zeggen: met ouders, al of niet getrouwde broers en zussen en neven en nichtjes. Hun hobby’s zijn: winkelen, make-up of koken. Twee hobby’s springen eruit: reizen en paardrijden. Als ik vraag of ze dat ook doen, zegt Jihan: natuurlijk niet. Ze kunnen geen kant op en een paard is veel te duur en vrouwen mogen bovendien niet paardrijden, maar ze blijven dromen……

Na afloop vertelt Jihan dat Nahalin een heel conservatief dorp is, waarin vrouwen eigenlijk geen ontwikkelmogelijkheden hebben, thuis hun moeder helpen en wachten op een huwelijk, soms als 2e of 3e vrouw…..

Haar vrouwencentrum biedt vier ochtenden in de week de mogelijkheid om Engels te leren, computerlessen te volgen, kleine producten te maken (zoals armbandjes van gebruikt materiaal die ze kunnen verkopen, schrijf-en dichtcursussen te volgen en coaching te krijgen voor de huiselijke problemen waar ze volop mee te maken hebben. Soms verbiedt vader of broer het om hier te komen, maar door de onderlinge band en steun worden ze gesterkt om, zo beperkt als het kan, zelf aan hun toekomst te werken.

De tekst aan de muur verwart me: ik zou niet weten hoe ik hier moet helpen, maar hoe hangt mijn eigen ‘survival’ samen met hun strijd?
Onze aanwezigheid hier is de verbinding.
Ons meewerken aan een heuvel, waar druiven en olijven kunnen groeien tegen de overwoekering van het gras in; waar ondanks de oprukkende settlements wordt geplant, gewied, gesnoeid en gezorgd; waar groepen uit de hele (westerse) wereld over de stenige wegblokkade klauteren om het verhaal van de vierde weg van de familie Nassar op zich in te laten werken.

Jan

Er komen hier vrijwilligers van alle snit. Helemaal uit Finland kwam onlangs een oud-Haarlemmer van bijna zeventig. Een jaar geleden was zijn vrouw overleden en hij had een jaar van rouw achter de rug waarin hij weinig aandacht aan zijn gezondheid had besteed. Hij was zo vermagerd dat hij ’s nachts vanwege de kou moeite had om zich warm te houden. Overdag bewoog hij zich langzaam voort. Dat kwam niet door zijn conditie maar door zijn passie voor planten. Hij boog zich tot bijna met zijn neus in elk bijzonder plantje dat hij zag en probeerde er een foto van te maken. Hij was gauw moe en kon het zware werk niet aan. Daoud Nassar had dit al snel in de gaten en stelde voor dat Jan elk plantje op de heuvel zou fotograferen zodat hij deze op de website van de Tent of Nations kon plaatsen. Veel vrijwilligers die zomers komen hebben namelijk geen idee van de rijke bloemenpracht van het voorjaar. Zo had Jan ook een belangrijke taak en mede daardoor leefde hij met de dag meer op. Hij kreeg meer kleur en praatjes en at elke dag meer. Jammer genoeg kwam het koude en natte weer terug en werd Jan behoorlijk verkouden.
Hij zocht zijn toevlucht in Bethelem, waar in meerdere herbergen nog volop plaats was.

We zijn inmiddels vijf weken hier en hebben een ongekend koude en natte tijd achter de rug. Dat maakt het verblijf hier af en toe tot een echte survivaltocht, waar Martin veel beter tegen kan dan ik.

Dit weekend zijn we even bijtanken in het benedictijnse klooster Abu Gosh, ten westen van Jeruzalem. Daarover later meer.

Martin en Jodien